Column van Milfje
Meulskens: De gevreesde dt-fout: waarom we het allemaal wel eens doen
29-04-2016-
Van Dale Uitgevers
Vraag mensen naar hun gênantste moment, en je zult zien dat ze vaak met
dezelfde dingen aankomen: gulp open laten staan bij sollicitatiegesprek,
lullige opmerking maken over iemand die opeens achter je blijkt te staan, je
kent het wel. Maar niets is zo gênant als een dt-fout in je tekst. Hoe kun
je zo dom zijn, denken jij en anderen. Foei, foei, foeierdefoei, die
persoon moet wel heel slecht in taal zijn! En toch komen zulke fouten steeds
weer voor.
Neem nou de Schrijfwijzer van Jan Renkema. Hij vertelt in de inleiding dat een student daar nog een dt-fout uithaalde. Toen dat boek dus al gedrukt was! De Schrijfwijzer! Door een hoogleraar geschreven! Een team van editors! Hoe kan het dat zelfs taalkundigen dit nog fout doen? En dat dit er zelfs door professionele herherlezers niet wordt uitgehaald? Onderzoekers van de Uni van Antwerpen toonden aan dat het door ons brein komt. We zijn niet dom, maar slachtoffer van statistiek.
Werkwoorden kun je verdelen in drie groepen. Ten eerste zijn er de
werkwoorden waarin nooit ofte nimmer een d aan het woordeinde te
bekennen is, bijvoorbeeld 'denken'. Je hebt de 3e-persoon-tegenwoordige-tijd
'denkt', een voltooid deelwoord 'gedacht' - zelden komt iemand op het idee daar
'gedachd' te schrijven. Dan zijn er de werkwoorden waarbij je in alle vormen
sowieso een 'd' gebruikt, en in de 3e-persoon-tegenwoordige-tijd een 'dt'
krijgt. Denk aan 'ik beklad/zij bekladt/ik heb beklad'. Een vorm als 'beklat'
bestaat niet, en wordt misschien soms wel foutief gebruikt, maar helemaal niet
zo vaak.
De derde categorie bestaat uit woorden als 'gebeuren'. Bij die woorden zie
je zowel vormen die op een -t eindigen (gebeurt), als vormen die op een -d
eindigen (gebeurd). Beide vormen kunnen goed zijn, in de juiste context. Dat
betekent dat we die beide vormen vaak zien in teksten. En onze breinen slaan
die vormen dus allebei op in de categorie prima. Beide vormen worden dus
opgeslagen, en ze verschillen alleen in die ene letter. Gebeurd, verandert,
verteld, belooft, verdiend, ontkent.
Juist in die derde categorie woorden maken we de meeste fouten. Dat
verklaren ze aan de Uni van Antwerpen met behulp van statistiek. Voltooid
deelwoorden als 'gebeurd' komen namelijk meer voor in onze taal dan vormen als
'gebeurt'. Ons brein kiest in dat soort gevallen de vorm die het meest
voorkomt. Misschien gebeurt dat bij praten zelfs ook wel, alleen dan hoor je
het niet! Pas nadat je naar frequentie hebt gekeken, gooi je je grammaticale
regelkennis eroverheen. Als we in een moment van afwezigheid dus even niet de
regel toepassen, maar ons op onbewuste statistiek baseren, kan het zomaar
gebeuren dat we 'gebeurd' in plaats van 'gebeurt' schrijven. Een heel
begrijpelijke fout eigenlijk.
Wat minder begrijpelijk is, is wanneer mensen 'werdt' schrijven of iets
dergelijks. Die vorm komt zeer zelden voor, alleen wanneer andere schrijvers
een fout maakten. De keuze voor die vorm kan dus niet op frequentie, geheugen
en statistiek gebaseerd zijn. Waarop dan wel? Hier is misschien sprake van
hypercorrectie. Omdat mensen weten dat ze op dt-fouten moeten letten, gaan ze
er extra op letten, want ze willen geen fouten maken. In die doldwaze paniek
passen ze de regels verkeerd toe. Je krijgt dus, door al die heisa, juist méér
fouten in plaats van minder.
Zeggen wij nu: dt-fouten zijn prima? Nee. Wel zeggen we dat ze begrijpelijk
zijn. Daarnaast is het dom om alleen maar te blijven roepen dat zulke fouten
dom zijn. Als dat zou werken, dan zou niemand meer fouten maken. Constructief
naar een betere toekomst! Beter is het om te begrijpen waarom ze gebeuren. Niet
alleen is begrijpen vergeven, maar ook kunnen er betere en meer toegepaste
onderwijsvormen worden gezocht. Dus onthoud(t): dt-fouten zijn in veel gevallen
slechts een gevolg van de manier waarop ons brein werkt. Daarom maakt
letterlijk iedereen wel eens een foutje. Ook jij, ook wij, ook Jan Renkema. We
zijn in goed gezelschap!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten